Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Oorlogswet voor Nederland

 

Wet van 3 april 1996, houdende hernieuwde vaststelling van de Oorlogswet voor Nederland ter aanpassing aan de Grondwet en aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (Oorlogswet voor Nederland)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de totstandkoming van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en met de artikelen 11, 81 en 89 van de Grondwet wenselijk is de Oorlogswet voor Nederland opnieuw vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1
1
Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 9 tot en met 14 gezamenlijk of afzonderlijk in werking worden gesteld.
2
Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij het in het eerste lid bedoelde besluit in werking gestelde bepalingen.
3
Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4
Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, kunnen bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking worden gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5
Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6
Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.

Artikel 2
Zo spoedig mogelijk na het moment waarop bepalingen uit hoofdstuk II buiten werking zijn gesteld, dan wel het moment waarop de werking van deze bepalingen van rechtswege is geëindigd, wordt van Onzentwege aan de beide Kamers der Staten-Generaal mededeling gedaan van hetgeen is verricht ingevolge de bevoegdheden die in die bepalingen zijn gegeven.

Artikel 3
De bevoegdheden die in hoofdstuk II van deze wet worden toegekend aan Onze Minister van Defensie dan wel in geval van de beperkte of de algemene noodtoestand aan het militair gezag, worden slechts uitgeoefend voor zover zulks naar het oordeel van Onze Minister van Defensie dan wel van het militair gezag geboden is ter uitvoering van de militaire taak ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid.

Artikel 4
1
De bevoegdheden, die deze wet aan het militair gezag toekent, worden uitgeoefend door militaire autoriteiten, die door Onze Minister van Defensie als militaire gezagsdragers worden aangewezen.
2
Bij die aanwijzing wordt tevens geregeld de hiërarchische verhouding van de militaire gezagsdragers met betrekking tot de uitoefening van die bevoegdheden.
3
De aanwijzing, krachtens het eerste lid gedaan, wordt bekend gemaakt in de Staatscourant en verder op de wijze vastgesteld in het desbetreffende besluit.

Artikel 5
1
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister-President, wordt een instructie voor het militair gezag vastgesteld.
2
Onze Minister van Defensie is bevoegd aanwijzingen te geven ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde instructie.

Artikel 6
Onder maatregel wordt in deze wet begrepen een voorschrift, een beslissing, alsmede de buitenwerkingstelling van een zodanige maatregel of een daarin aangebrachte wijziging.

Artikel 7
1
Onze Minister van Defensie dan wel het militair gezag pleegt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk II van deze wet, tevoren voor zover mogelijk overleg met de organen van burgerlijk gezag.
2
Verordeningen, op grond van deze wet door Onze Minister van Defensie dan wel het militair gezag gegeven, bepalen het tijdstip waarop zij in werking treden en worden bekendgemaakt op de wijze vastgesteld in die verordeningen. De verordeningen worden in elk geval geplaatst in het Staatsblad.
3
Onze Minister van Defensie dan wel het militair gezag deelt de in het tweede lid bedoelde verordeningen zo spoedig mogelijk mede aan de daarbij betrokken Ministers en aan de overige autoriteiten wie het aangaat.
4
De organen van burgerlijk gezag geven van maatregelen welke zij krachtens de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag hebben gegeven respectievelijk gelast, zo spoedig mogelijk kennis aan Onze Minister van Defensie en het militair gezag.
5
Maatregelen krachtens de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag gegeven respectievelijk gelast door organen van burgerlijk gezag, blijven buiten toepassing indien zij naar het oordeel van Onze Minister van Defensie, dan wel in geval van de beperkte of de algemene noodtoestand naar het oordeel van het militair gezag, strijdig zijn met verordeningen en maatregelen, ingevolge deze wet gegeven respectievelijk gelast door Onze Minister van Defensie dan wel het militair gezag.

Artikel 8
1
De militair is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van de buitengewone bevoegdheden uit hoofdstuk II van deze wet geweld te gebruiken wanneer het daarmede beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt.
2
Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.
3
De uitoefening van de bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.
4
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld over het gebruik van geweld bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk II. Buitengewone bevoegdheden

Artikel 9 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 10 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 11 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 12 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 13 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 14 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 15 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 16 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 17 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 18 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 19 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 20 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 21 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 22 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 23 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 24 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 25 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 26 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 27 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 28 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 29 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 30 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 31 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 32 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 33 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 34 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 35 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 36 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 37 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 38 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 39 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 40 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 41 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 42 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 43 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 44 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 45 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 46 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 47 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 48 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 49 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 50 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 51 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 52 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Artikel 53 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Hoofdstuk III. Schadeloosstelling

Artikel 54
1
Indien door toepassing van een der artikelen 16, 17 en 18 schade is geleden, zal de rechthebbende schadeloosgesteld worden volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen, tenzij bij wet of bij overeenkomst met de rechthebbende anders is of wordt bepaald.
2
Hetzelfde geschiedt, indien wordt aangetoond, dat wapenen, munitie of ontplofbare stoffen, ingeleverd op bevel krachtens artikel 20, eerste lid, niet aan de rechthebbende worden teruggegeven in de toestand, waarin zij bij inlevering verkeerden.
3
Onder rechthebbende in de zin van dit artikel wordt verstaan de eigenaar, de beperkt gerechtigde, de pachter, de huurder en de huurkoper van de zaak.

Artikel 55
1
Indien een zaak in eigendom is gevorderd, gaat de eigendom over op het tijdstip waarop aan de vordering is voldaan.
2
De eigendom gaat over vrij van alle lasten en rechten die met betrekking tot de zaak bestaan; alleen erfdienstbaarheden kunnen erop gevestigd blijven, doch niet dan met goedkeuring door of vanwege het militair gezag. Dijk- en soortgelijke lasten en alle belastingen, hoegenaamd, waarmede de gevorderde zaak is bezwaard of die daarvan worden betaald, gaan van de dag van de eigendomsovergang over op de staat.
3
In alle gevallen waarin ten gevolge van een vordering krachtens deze wet de eigendom is overgegaan van een zaak die tevens registergoed is, zal het militair gezag zo spoedig mogelijk voor inschrijving van die overgang in de betrokken openbare registers zorg dragen.
4
Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
5
De op het ogenblik van de eigendomsovergang op de gevorderde zaak rustende hypothecaire inschrijvingen worden ambtshalve doorgehaald.

Artikel 56
1
Tot het verkrijgen van schadeloosstelling als bedoeld in artikel 54 moet de rechthebbende een aanvraag indienen bij Onze Minister van Defensie.
2
Deze aanvraag dient te geschieden:
a
in het geval, dat de mededeling is gedaan, als bedoeld in artikel 18, tweede lid, binnen zes maanden na die mededeling;
b
in het geval, dat wapenen, munitie en ontplofbare stoffen, ingeleverd ingevolge artikel 20, worden teruggegeven binnen zes maanden na deze teruggave;
c
in alle overige gevallen binnen zes maanden na het tijdstip, waarop de artikelen 16, 17, 18 en 20 buiten werking zijn gesteld.

Artikel 57
1
Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag doch binnen zes maanden biedt Onze Minister van Defensie een voorstel tot schadeloosstelling aan of bericht, dat er naar zijn oordeel geen termen voor schadeloosstelling aanwezig zijn.
2
Is binnen de in het eerste lid genoemde termijn geen voorstel of bericht door rechthebbende ontvangen of stemt hij niet met dit voorstel of bericht in, dan kan hij de kantonrechter vragen de schadeloosstelling vast te stellen.

Artikel 58
1
De bepalingen, voor burgerlijke twistgedingen geldende, zijn op de twistgedingen, bedoeld in artikel 57, tweede lid, van toepassing, voor zover daarvan in de volgende leden niet wordt afgeweken.
2
Alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade, bedoeld in artikel 57, tweede lid, staan ter kennisneming van de kantonrechter.
3
De vordering moet worden gedaan binnen drie maanden na het verstrijken van de in artikel 57, eerste lid, genoemde termijn.
4
De vordering wordt aanhangig gemaakt door de indiening in tweevoud van een met redenen omkleed verzoekschrift. De griffier zendt een exemplaar van het verzoekschrift binnen een week na ontvangst aan Onze Minister van Defensie. Onze genoemde Minister kan aan de rechter een vertoogschrift in tweevoud overleggen. De griffier zendt een exemplaar van het vertoogschrift onverwijld aan de verzoeker.
5
Indien, hetzij in het verzoekschrift, hetzij in het vertoogschrift, hetzij in enig geschrift, binnen één week na verzending van een exemplaar van het vertoogschrift aan de verzoeker, is verzocht de zaak mondeling te mogen toelichten, of wel de rechter mondelinge toelichting nodig acht, worden de verzoeker en de door Onze Minister in diens vertoogschrift aangewezen persoon tot dat einde door de griffier opgeroepen.
6
De kosten komen ten laste van de staat tenzij de rechter in de omstandigheden van het geding termen vindt om de kosten geheel of voor een deel te compenseren, behoudens dat de kosten geheel door de verzoeker worden gedragen, indien hem niet meer wordt toegewezen dan door Onze Minister werd aangeboden.

Artikel 59
Indien overschrijding van de termijnen, genoemd in de artikelen 56 en 58, derde lid, de rechthebbende redelijkerwijze niet kan worden aangerekend, wordt, indien het een aanvraag betreft, als bedoeld in artikel 56, ten aanzien van het verzoekschrift en, indien het betreft vorderingen als bedoeld in artikel 57, tweede lid, ten aanzien van die vorderingen gehandeld als waren de termijnen niet overschreden.

Hoofdstuk IV. Dwang- en strafbepalingen

Artikel 60
De autoriteiten, met de uitoefening van enige in deze wet genoemde bevoegdheid belast, zijn bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van hun verordeningen of maatregelen.

Artikel 61
1
Overtreding van het bepaalde krachtens een van de artikelen 9, 10, 11, 12, 17, 20, eerste lid, 21, eerste lid, 22, 24, eerste lid, 34, 35, 36, eerste, tweede en derde lid, en 41, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2
Het feit is een overtreding.

Artikel 62
1
Opzettelijke overtreding van het bepaalde bij artikel 28, eerste lid, of krachtens artikel 34 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
2
Het feit is een misdrijf.

Artikel 63
1
Overtreding van op grond van de artikelen 19, tweede lid, 20, derde lid, 21, tweede lid, 25, 26 en 32, tweede lid, gegeven tijdelijke regelingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2
Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.
3
Overtreding van op grond van artikel 20, tweede lid, gegeven tijdelijke regelingen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
4
Het in het derde lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

Artikel 64
Overtreding van een op grond van artikel 15 gegeven tijdelijke regeling wordt gestraft met dezelfde straf als die welke op overtreding van het op grond van artikel 15 buiten werking gestelde voorschrift is gesteld in een ander wettelijk voorschrift dan wel kan worden gesteld door de in dat artikel bedoelde organen van andere lichamen dan het Rijk.

Artikel 65
Indien de misdrijven, bedoeld bij de artikelen 131, 132, 138, 139, 141, 143, 179 tot en met 182, 184, 186 en 187 van het Wetboek van Strafrecht worden begaan gedurende de beperkte of de algemene noodtoestand, kunnen de bij die bepalingen gestelde gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd en kan de naasthogere geldboetecategorie worden opgelegd.

Artikel 66
1
Behalve de bij de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn, gedurende de beperkte en de algemene noodtoestand, met de opsporing van strafbare feiten de door het militair gezag, na overleg met Onze Minister van Justitie, aangewezen en daartoe beëdigde personen belast.
2
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld over de beëdiging van de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 67
Op de gronden, bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, is gedurende de beperkte en de algemene noodtoestand voorlopige hechtenis toegelaten ten aanzien van overtredingen van bepalingen bij of krachtens deze wet vastgesteld, alsmede voor alle misdrijven.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

Artikel 68
De Oorlogswet voor Nederland (Stb. 1964, 337) wordt ingetrokken.

Artikel 69
Deze wet treedt, met uitzondering van de artikelen 9 tot en met 53 i) Volgens artikel 7, eerste lid van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen de artikelen 9 t/m 23 in beperkte noodtoestand in werking worden gesteld en volgens artikel 8, eerste lid van die wet kunnen de artikelen 9 t/m 43 en 44 t/m 53 in algemene noodtoestand in werking worden gesteld. ), in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 70
Deze wet wordt aangehaald als: Oorlogswet voor Nederland.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 3 april 1996
Beatrix
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, W. Kok
De Minister van Defensie, J. J. C. Voorhoeve
Uitgegeven de negende juli 1996
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager